
Pastoor Poncke was een devoot man, een voortreffelijk priester, een vlijm realist zoo ’t van noode scheen, en een merkwaardig en grillig filosoof. Als filosoof behoort men hem mogelijk te voegen bij de sofisten. Neen, beter is het, te zeggen, dat hij was een droomer, een dichter en als dichter een speler. Pastoor Poncke was de dichter (de filosoof) van het schijnlijke. Uit deze houding sproten zijne eigenaardige daden voort. Hij be-leefde het schijnlijke, het groeide bij hem tot eene onomstootelijke logische wezenlijkheid, waarvan de konsekwentie hem menigwerf schade bezorgde. Maar hij leed elk ongerief effen blijmoedig. Hij erkende nu eenmaal de wetten van het spel, hetwelk hij, als het ware passief, speelde met een geweldigen ernst — en zulks dus geheel anders dan de spotzuchtige Uilenspiegel, van wiens bloed ontegenzeggelijk iets brandde in het zijne. 6-7
Inhoudsopgave
-
1784-1786 lente zomer herfst winter
Recensies
- een artikel uit De Tijd
- een artikel uit Letterkundige Momenten
- een artikel uit Streven van oktober 1941
- een artikel uit De Standaard van 24 oktober 1941
- een artikel uit Algemeen Handelsblad van 26 oktober 1941
- een artikel uit De Standaard van 21 november 1941
- een artikel uit Leeuwarder Courant van 24 november 1941
- een artikel uit Nieuwe Rotterdamsche Courant van 26 november 1941
- een artikel uit De Telegraaf van 27 november 1941
- een artikel uit Nieuwsblad van het Noorden van 4 december 1941
- een artikel uit Zeeuwsche Stroom van 18 december 1941
- een artikel uit Haarlem’s Dagblad van 20 december 1941
- een artikel uit Ons Vaderland van 1 april 1942
- een artikel uit Zeeuwsche Stroom van 9 april 1942
- een artikel uit Dagblad van het Zuiden van 16 mei 1942
- een artikel uit Limburger Koerier van 22 mei 1942
- een artikel uit Het Vaderland van 27 juni 1942
- een artikel uit Streven van oktober 1943
- een artikel uit Volk en vaderland van 7 juli 1944
- een artikel uit Het Nationale Dagblad van 29 juli 1944
- een artikel uit De Schouw van 15 augustus 1944