de Vlaamse woorden met een G

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
gaai
houten namaakvogels waarnaar met een boog geschoten wordt
gansch
heel, geheel
gavotte
oude dans
gazet
krant
gebuurwijf
buurvrouw
gedruisch
geluid
geducht
flink
geheugen
herinneren
gelijk
zoals
gelijkelijk
op dezelfde wijze
gemeenlijk
over het algemeen, gewoonlijk
gemelijk
knorrig, onvriendelijke van humeur
geneugte
genoegen
geste
gebaar
gewaarworden
merken; verleden tijd: gewaarwierden
gewichtig
belangrijk
gispen
bestraffen
glaren
staren
gleisteren
glinsteren
goesting
lust, trek, zin
gram
boos
gramte
boosheid
grauwen
zich in vale, grijze tinten vertonen
grel
fel, schel
groenselier
groenteboer
groezelen
schemeren
grollen
knorren, brommen, pruttelen
gulden
gouden