Nonkel

Ik ben een wijs man. Ik won mijne wijsheid bij mijnen nonkel van moederszijde. Men zegt, dat hij boekskes dichtte — nochtans zag ik nooit één zijner boekskes. Maar hij kwam veelvuldig bij ons op logies. Ik geheug hem mij als een rijzig man met een rooversbaard. Hij bereisde de landen van Oriënten als koopman. : — Gij kunt, Benedict, zegde hij mij bij elk bezoek, — de wereld dóórkomen met twee wijsheden, onthoud zulks! Maar nooit, mijn Vriend, rocht mijn nonkel zoo ver, mij zijn koppel wijsheden te veropenlijken — immer wierd hij op het moment der ontvouwing door het een of ander belemmerd. Doch in het jaar van zijn dood… Ik moest vóór hem komen staan. Ik biecht u, dat ik bééfde van bewogenheid, mijn Vriend. Zijn handen daalden op mijne schouders en hij blikte mij door de oogen tot in de ziel: — Benedict, sprak hij plechtig, — gij kunt de wereld sterk door-komen met slechts twee wijsheden, onthoud zulks! Mijn nonkel wachtte een pooze, voer alsdan voort: — Benedict, de eerste wijsheid luidt… Ai, den droes, Benedict, ik ben haar warelijk vergeten… Maar dit verscheelt niemendal. De tweede wijsheid is zonder twijfel de gewichtigste. Ik kondig u de tweede wijsheid. Luister. Zij luidt…

Pastoor Poncke brak af, murmelde — Héé! Héé! — en ving zachtjes te lachen aan:

— Héé, Mijn-Heer Spiessens, wilt gij wel van mij aanvaarden, dat ik de tweede wijsheid vergeten ben!…

bladzijde 86